Intervisie methodiek
Een intervisiemethodiek zorgt voor structuur, houvast en richting.
De keuze voor een specifieke methodiek hangt af van verschillende factoren. Door één of meerdere methodieken te gebruiken wordt de beschikbare tijd tijdens de intervisie beter benut. Uitweidingen worden voorkomen en deelnemers blijven meer betrokken. Bovendien is een methodische aanpak het begin van een open en veilige sfeer. Variatie in methodiek leidt tot meer levendigheid.
De basisstructuur van intervisie ziet er als volgt uit:
Oefening
Per intervisiebijeenkomst kiest de intervisiebegeleider of een deelnemer op afspraak, een oefening. De oefening dient de overgang van de vorige activiteit waar iedereen uit komt, naar de intervisie te kunnen maken.
De oefening is bedoeld om te komen tot de concentratie die nodig is voor intervisie. Deelnemers komen vanuit verschillende activiteiten naar de intervisiebijeenkomst. Ze hebben een reis achter de rug, hebben zin of juist niet, hadden hun werk af willen maken, hebben de hele dag van de ene afspraak naar de andere gerend. Dat maakt de start van intervisie soms rommelig. Een oefening is kort, ongeveer 10 minuten. Wanneer er tijdens de opwarmer een onderwerp op tafel komt dat meer tijd vraagt, kan dat later in de bijeenkomst aan bod komen als inbreng.
Gouden regel:
Storingen hebben voorrang. Een deelnemer kan met iets zitten wat zo urgent is dat het aandacht nodig heeft. Ga na of het voldoende is dat de deelnemer de storing kan benoemen, of dat de storing een inbreng is.
Terugkijken
Terugkijken op de vorige bijeenkomst is nuttig en nodig. Wat in de vorige bijeenkomst aan de orde is geweest is vaak weggezakt of vergeten. Met een ‘terugkijk’-moment halen de deelnemers dat wat besproken is weer naar boven en ze worden zich bewust van het leer- rendement van vorige intervisie. Wat heeft hun beziggehouden naar aanleiding van de vorige keer? Wat hebben ze toegepast? Wat werkte goed en wat niet? Een terugkijk-moment duurt kort, hooguit 10 minuten.
Inbreng genereren
Uitgangspunt bij intervisie is de inbreng van de deelnemers: een situatie, een vraag, een onderwerp, een probleem dat de deelnemer met de groep wil bespreken. Het komt voor, vooral bij beginnende intervisiegroepen, dat deelnemers geen inbreng hebben.
Het moment om ‘in- breng te genereren’ kan in een ronde meteen vraag. Bijvoorbeeld:
Deze ronde maken de deelnemers bewust dat er altijd wel inbreng is en ze leren zo hoe ze inbreng kunnen activeren.
Vanzelfsprekend zijn deze oefeningen kort: een paar minuten. De oefeningen dienen om met een model of werkvorm aan het werk te kunnen.
Als er geen inbreng is, is het mogelijk een ‘andere werkvorm’ te kiezen. Zoals bijvoorbeeld het werken met een kernkwadrant.
Je vraagt de deelnemers een kernkwadrant te maken of de leukste of lastigste cliënt. Vervolgens bespreek je de kernkwadranten met elkaar en met name de uitdaging.
Methodiek en werkvorm
Methodiek en werkvorm geven diepgang en structuur. Ze zorgen dat intervisie meer wordt dan alleen praten over het werk. Een werkvorm geeft structuur aan de inbreng van de deelnemers (een situatie, een vraag, een onderwerp, een probleem dat de deelnemer met de groep wil bespreken) centraal staat. Wanneer een (beginnende) groep geen inbreng heeft is het slim om, voorafgaand de inbreng te verdelen met de vraag deze vooraf naar elkaar op te sturen.
Tijdsbewaking
Werken met een tijdsopbouw geeft houvast en richting.
Voorbeeld van een opbouw voor een bijeenkomst van 60 minuten:
Afsluiting
Ter afsluiting aan het eind van de intervisiebijeenkomst is het goed terug te kijken op de bijeenkomst. De leeropbrengst voor elke deelnemer vast te stellen. Voornemens of afspraken worden nogmaals benoemd.
De afsluiting kan ook dienen om de lijn vast te houden. Door het regelmatig evalueren van de manier waarop gewerkt wordt, worden de bijeenkomsten beter en de groep zelfstandiger.
Met het geven van feedback aan elkaar en aan de voorzitter kan de bijeenkomst worden beëindigd.
De voorzitter zorgt ervoor dat er voldoende tijd is voor de ‘afsluiter’. Wanneer er een onderwerp op tafel komt dat meer tijd nodig heeft dan wordt dat ingepland in de volgende bijeenkomst.
Op tijd afsluiten is even belangrijk als op tijd beginnen
Het werken met een intervisiemethodiek is een kwestie van oefenen en discipline. Het vraagt van deelnemers dat ze niet meer lukraak reageren op wat er gezegd wordt. Ze moeten wachten met het geven van oplossingen, hun oordelen uitstellen en effectieve vragen formuleren. Herhaling van eenzelfde methodiek is nuttig bij startende groepen. Afwisseling in het gebruik van de modellen en werkvormen is goed voor de ontwikkeling van de deelnemers en de groep. Tijdsbewaking (door de intervisiebegeleider of een deelnemer) is essentieel.
Ter afwisseling van een vaste methodiek is het leerzaam om met de intervisiegroep ‘werkvormen’ te gebruiken. Er is geen inbreng (een situatie, een vraag, een onderwerp, een probleem dat de deelnemer met de groep wil bespreken) nodig. Bij ‘werkvormen’ komt een thema aan bod, staat de persoonlijke ontwikkeling van de deelnemers centraal of is er aandacht voor de onderlinge communicatie in de groep en de groepsontwikkeling.
Denk hierbij bijvoorbeeld aan het kwaliteitenspel/kernkwadrant, het teamraster, dierensymboliek.