1.06: Intervisie methodiek zorgt voor structuur

Intervisie methodiek

Een intervisiemethodiek zorgt voor structuur, houvast en richting.

De keuze voor een specifieke methodiek hangt af van verschillende factoren. Door één of meerdere methodieken te gebruiken wordt de beschikbare tijd tijdens de intervisie beter benut. Uitweidingen worden voorkomen en deelnemers blijven meer betrokken. Bovendien is een methodische aanpak het begin van een open en veilige sfeer. Variatie in methodiek leidt tot meer levendigheid.

De basisstructuur van intervisie ziet er als volgt uit:

Oefening

Per intervisiebijeenkomst kiest de intervisiebegeleider of een deelnemer een oefening.

De oefening is bedoeld om te komen tot de concentratie die nodig is voor intervisie. Deelnemers komen vanuit verschillende activiteiten naar de intervisiebijeenkomst. Ze hebben een reis achter de rug, hebben zin of juist niet, hadden hun werk af willen maken, hebben de hele dag van de ene afspraak naar de andere gerend. Dat maakt de start van intervisie soms rommelig. Een oefening is kort, ongeveer 10 minuten. Wanneer er tijdens de opwarmer een onderwerp op tafel komt dat meer tijd vraagt, kan dat later in de bijeenkomst aan bod komen als inbreng.

Gouden regel

Storingen hebben voorrang. Een deelnemer kan met iets zitten wat zo urgent is dat het aandacht nodig heeft. Ga na of het voldoende is dat de deelnemer de storing kan benoemen, of dat de storing een inbreng is.

Terugkijken

Terugkijken op de vorige bijeenkomst is nuttig en nodig. Wat in de vorige bijeenkomst aan de orde is geweest is vaak weggezakt of vergeten. Met een ‘terugkijk’-moment halen de deelnemers dat wat besproken is weer naar boven en ze worden zich bewust van het leer- rendement van vorige intervisie. Wat heeft hun beziggehouden naar aanleiding van de vorige keer? Wat hebben ze toegepast? Wat werkte goed en wat niet? Een terugkijk-moment duurt kort, hooguit 10 minuten.

Inbreng genereren

Uitgangspunt bij intervisie is de inbreng van de deelnemers: een situatie, een vraag, een onderwerp, een probleem dat de deelnemer met de groep wil bespreken. Het komt voor, vooral bij beginnende intervisiegroepen, dat deelnemers geen inbreng hebben.

Het moment om ‘inbreng te genereren’ kan in een ronde meteen vraag. Bijvoorbeeld:

  • wat heeft je geraakt?
  • waarin werd je van je stuk gebracht?
  • waarin twijfel je?
  • Is de methodische keuze de juiste.

Deze ronde maken de deelnemers bewust dat er altijd wel inbreng is en ze leren zo hoe ze inbreng kunnen activeren.
Vanzelfsprekend zijn deze oefeningen kort: een paar minuten. De oefeningen dienen om met een model of werkvorm aan het werk te kunnen.

Als er geen inbreng is, is het mogelijk een ‘andere werkvorm’ te kiezen. Zoals bijvoorbeeld het werken met een kernkwadrant.

Je vraagt de deelnemers b.v. een kernkwadrant te maken of de leukste of lastigste cliënt. Vervolgens bespreek je de kernkwadranten met elkaar en met name de uitdaging.

Methodiek en werkvorm

Methodiek en werkvorm geven diepgang en structuur. Ze zorgen dat intervisie meer wordt dan alleen praten over het werk. Een werkvorm geeft structuur aan de inbreng van de deelnemers (een situatie, een vraag, een onderwerp, een probleem dat de deelnemer met de groep wil bespreken) centraal staat. Wanneer een (beginnende) groep geen inbreng heeft is het mogelijk de inbreng te verdelen op toerbeurt en dit vooraf naar elkaar op te sturen.

Tijdsbewaking

Werken met een tijdsindeling geeft houvast en richting.

Voorbeeld van een opbouw voor een bijeenkomst van 60 minuten:

  • Terugblik, inventariseren en keuze inbreng            – 10 minuten
  • Verhelderende en verdiepende vragen stellen        – 25 minuten
  • Adviezen en actie                                                         – 15 minuten
  • Evaluatie                                                                        – 10 minuten

Afsluiting

Ter afsluiting aan het eind van de intervisiebijeenkomst is het goed om terug te kijken op de leeropbrengst van de bijeenkomst. Voornemens of afspraken worden nogmaals benoemd.

De afsluiting kan ook dienen om de leerwens vast te houden. Door de leerwens regelmatig te bespreken worden de bijeenkomsten beter en de groep zelfstandiger.

Met het geven van feedback aan elkaar en aan de voorzitter kan de bijeenkomst worden beëindigd.

De intervisie begeleider zorgt ervoor dat er voldoende tijd is voor de ‘afsluiting’. Wanneer er een onderwerp op tafel komt dat meer tijd nodig heeft dan wordt dat ingepland in de volgende bijeenkomst.

Op tijd afsluiten is even belangrijk als op tijd beginnen